Blokfluit termen
Enkele vaktermen opgebied van de blokfluit zijn:
Aanspreekbaarheid
Het speelgevoel van een blokfluit, of de tonen makkelijk komen of juiste moeilijk.
Ademdruk
De hoeveelheid adem die nodig is om een bepaalde toon te maken.
Akoestiek
De leer van de gedragingen en wetten van het geluid.
Anticondens
Middel dat in de kernspleet kan worden gedaan om condens vorming te verminderen.
Barokgrepen
Vingergrepensysteem
Boventonen
Onder boventonen wordt verstaan die tonen die bij de grondtoon klinken.
Buiken
Trillingen die in de fluit (boring) snel bewegen.
Dubbelboring
Laagste twee tonen op de blokfluit welke een extra vingergat heeft om halve tonen te maken.
Egaliteit
We spreken van egaliteit wanneer er een registers geen tonen heeft met opvalllende klankkleur verschillen.
Frequentie
Meting van het aantal trillingen per seconde uitgedrukt in Herz.
Heesheid
Valse lucht dat ontstaat doordat de lucht te veel wrijving ondervind of met vochtdruppes in aanraking komt.
Hotteterre
Blokfluitmethode / grepentabel vernoemd naar de uitvinder.
Impregneren
Behandeling van het hout met een middel om de invloed van vocht te verminderen.
Klankkleur
Het timbre of klankkarakter van een instrument.
Klankspectrum
Dynamische mogelijkheden van de klanken en registers.
Knopen
Trillingen die in de fluit (boring) langzaam bewegen.
Middentoonstemming
Stemming uit de Renaissance met 8 zuivere grote tertsen en een weinig onzuivere quinten. Voornamelijk gebruikt in de Barok-periode.
Register
Ook wel stem genoemd; aantal stemmen die door hun klankkleur een eenheid vormen.