Geschiedenis van de blokfluit
Waarschijnlijk is de blokfluit in de 12e eeuw ontstaan en is hij ontstaan uit folkloristische instrumenten. De 'flûte à bec' had toen een nauwe boring en zes gaten. De opbloei van instrumentale muziek in de renaissance zorgde voor de populariteit van de blokfluit. In de barokperiode gebruikte componisten als Bach, Purcell en Händel de blokfluit veelvuldig. In 1784 schreef men 'de blokfluit wordt bijna niet meer bespeeld, omdat de toon niet luid genoeg is en de omvang te beperkt'. De dwarsfluit verspreidde zich meer en meer onder beroepsmusici en de blokfluit werd meer een amateur-instrument. Componisten zoals Mozart en latere componisten zoals Beethoven gebruikte de blokfluit niet meer in hun composities.
De eerste herleving van de blokfluit is voor een belangrijk deel te danken aan het werk van Arnold Dolmetsch en zijn zoon Carl. Beiden werden in Frankrijk geboren, maar woonden voornamelijk in Engeland. Arnold begon in 1919 met het maken van blokfluiten, naar voorbeeld van een Engels instrument uit de 18e eeuw. Carl Dolmetsch en andere leden van zijn familie waren ware virtuozen op hun instrument en moedigden op die manier anderen aan het ook te gaan proberen. Door het gebruik van de blokfluit als 'standaard' instrument bij muziekles werd de blokfluit wel populair in bezit, maar niet in gebruik. De blokfluit werd hierdoor niet als serieus muziekinstrument gezien. Blokfluitisten en pedagogen als Kees Otten, Kees Boeke en Frans Brügge hebben dit imago met succes doorbroken.