Gitaarvaktermen
In de onderstaande lijst vind je de verklaring van diverse vaktermen (jargon).Actie (Action)
Hoogte van de toets tot de snaren; hoge actie, lage actie goede actie
Akoestisch
Algemene naam voor alle gitaren met een klankkast welke niet door een versterker versterkt hoeven te worden.
Ambidexter
Iemand die zowel rechts- als linkshandig is.
Appoggiatura
voorslag; versieringsfiguur die begint met een toon die een secunde lager of hoger ligt dan de hoofdtoon.
Archetop
Gitaar met gewelfd bovenblad, gesneden of machinaal geperst.
Arpeggio
(It.: 'harpsgewijs') akkoordversiering waarbij de tonen achter elkaar gespeeld worden in plaats van tegelijk.
Belly Bridge
'buik-kam'; een veelgebruikte soort kam op een staalsnarige gitaar, waarvan het middengedeelte (of 'buik') breder en dikker is dan de uiteinden.
Binnenwerk
Gesleufde stroken hout die boven- en achterblad met de ribben van de klankkast verbinden
Body
Engelse benaming voor de klankkast
Bogen
De boog aan de bovenkant en de boog aan de onderkant van de taille van de gitaar.
Bracing
Het patroon van zangbalkjes onder het bovenblad.
Brug
Een staafje (meestal van ivoor, been of plastic) op de plaats waar de toets overgaat in de kop. De brug heeft een steunfunctie voor de snaren en dient voor het verkrijgen van de juiste hoogte van de snaren boven de toets en de juiste afstand ten opzichte van elkaar.
Capo of capodaster
een apparaatje dat achter een fret op de toets van een gitaar geklemd kan worden om de toonhoogte van alle snaren te verhogen. Capo's worden veel gebruikt op staalsnarige gitaren en flamencogitaren. (De flamencobenaming voor een capo is cejilla.)
Chordofonen
Benaming voor de groep van snaarinstrumenten.
Compensatie
Het verschil tussen de theoretische snaarlengte en de werkelijke lengte van een losse snaar op. de gitaar. Bij de bouw van de gitaar moet met de compensatie rekening gehouden worden, wil ze niet vals klinken.
Custom
Een gitaar die helemaal op wens van de klant wordt gebouwd (custom made).
positieholte; uitsnijdingen onder of boven de hals/body verbinding voor een betere bereikbaarheid van de hoogste fretten; Florentijns (scherp) of Venitiaans (rond) van vorm.
Cutaways
Algemene benaming (en merk) voor een resonantiegitaar.
Dobro
Hals/body bevestiging waarbij de hals doorloopt in de body, die door aan beide kanten van de hals geplaatste vleugels wordt gevormd.
Dot-neck
Toets met stippen als positieaanduidingen
Dreadnought-gitaar
Een staalsnarige gitaar met een zeer grote klankkast, hoekige schouders en een zeer flauwe taille.
Dubbel octaaf
Een toets met 24 fretten
Dubbelsnaar
Is over het algemeen een dubbele snaar die als één snaar wordt bespeeld.
Elektro-akoestische gitaar
Akoestische gitaar met een ingebouwd piëzo-elektrisch element en toonregeling
Endorser
Iemand die zijn naam aan een bepaald merk geeft en er reclame voor maakt.
Evenredigzwevende temperatuur
De verdeling van het octaaf in een toonschaal met precies gelijke halve tonen. De twaalf halve tonen van de moderne toonschaal met gelijkzwevende temperatuur, zoals gebruikt voor de gitaar en de piano, geven intervallen en toonhoogten die licht afwijken van die van de 'natuurlijke toonschalen, die gebaseerd zijn op intervalsverhoudingen van gehele getallen.
Feedback
Rondzingen; terugkoppelingseffect, treedt op wanneer een element zijn eigen signaal weer opvangt en versterkt.
Klankgaten met een 'f-vorm' meestal toegepast op archetops en semi-akoestische gitaren.
Flamenco gitaar
Kleinere klassieke gitaar met standaard een slagplaat en een lage actie, bovenblad is dunner.
Flat-top
Akoestische gitaar met een vlak (i.p.v. gewelfd) bovenblad.
Folkgitaar
Andere benaming voor westerngitaar of steelstring.
Fretloos
Toets van een basgitaar zonder fretten
Frygische toonladder
Middeleeuwse toonsoort, die tegenwoordig in de flamenco gebruikt wordt, met de omvang E, F. G. A, B. C, D, E.
Gelamineerd
Materiaal dat uit verschillende lagen is opgebouwd meestal hout of plastic.
Gevlamd
Vlam-achtige houtekening, meestal in esdoorn.
Glissando
Het heen of terug over de toets glijden, waarbij de ene toon in de volgende overloopt.
Golpeador
De slagplaat die het bovenblad van een flamencogitaar beschermt tegen het slaan van de vingers van de gitarist. Vroeger werden de golpeadores van hout gemaakt; tegenwoordig zijn ze van doorzichtig of wit plastic.
Halslengte
De afmetingen van gitaren worden afgeleid van de halslengte. Zo onderscheidt men; short scale, medium scale en long scale.
Halspen
Stelpen; Afstelbare metalen pen in de hals om het door de snaarspanning veroorzaakte doorbuigen van de hals te corrigeren.
Hardware
Alles wat op de gitaar niet van hout is zoals; stemmechanieken, knoppen, brug etc.
Hawaigitaar
Een gitaar die gebouwd is voor het spelen van Hawaïmuziek. De snaren lopen hoog over de toets (waarin geen fretten hoeven te zitten) en men verandert de toonhoogte door met een metalen staaf over de snaren te glijden.
Hiel
Het gedeelte van de hals van de gitaar dat over de breedte van de krans (zijkanten) loopt bij de verbinding tussen hals en klankkast.
Inlegwerk
Positieaanduidingn en versieringen ingelegd in de hals, body, kop etc.
Jumbo
Flat-top met grote klankkast.
Klankbord
Het bovenblad van een akoestische gitaar.
Klankgat
Gat in het bovenblad van een klankkast dat de geluidsweergave verbetert.
Kwartiers zagen
Het uitzagen van een stuk stam, waarbij de sneden radiaal lopen en de jaarringen van het hout loodrecht staan op het oppervlak van de aldus verkregen planken.
Laklaag
Een meestal gepolijste vernis-, verf- of laklaag op de body.
Mensuur
Scale; De lengte van de snaren, gemeten van de topkam tot het punt waar ze de zadel raken.
Onder- en bovenklos
Een massief stuk hout aan de binnenkant van de klankkast van de gitaar, waarmee de twee zijkanten, het bovenblad en het achterblad aan elkaar vastzitten. Er zijn twee klossen, een aan de bovenkant en een aan de onderkant van de klankkast op de meeste klassieke gitaren en flamencogitaren heeft de bovenklos de vorm van een slofvoet.
Piëzo electric transducer
Piëzo-elektrisch element; Een element waarin gebruik gemaakt wordt van een piëzo-elektrisch kristal waardoor mechanische krachten op het bovenblad of de kam omgezet worden in elektrische impulsen.
Polyfonie
Muziek in verschillende partijen, die elk een zelfstandige melodie en samen harmonie vormen.
Resonator
Een staalsnarige gitaar die uitgerust is met een gegoten metalen resonator aan de binnenkant van de klankkast om het volume te verhogen. Resonatorgitaren worden vaak ' Dobro's' genoemd naar de uitvinders ervan, de Dopera Brothers.
Ribben
De zijkanten van een akoestische of elektrisch akoestische klankkast.
Rozet
De uit hout of perkament gesneden versiering in het klankgat op oude gitaren en aanverwante instrumenten. Het inlegwerk ter versiering rond het klankgat bij klassieke gitaren en flamencogitaren.
Schulprand
Het licht afhellen van de zijkanten van de balken van het steunpatroon. Om het patroon lichter te maken en voor klankverandering.
Archetop gitaar met een ingebouwd element.
Semi-solid gitaar
Gitaar met niet geheel een massieve klankkast.
Slagplaat
Een beschermen de plasticplaat op het bovenblad van een staalsnarige of elektrische gitaar, die dient om het bovenblad te vrijwaren voor krassen of beschadigingen door de nagels of een plectrum.
Slip note
Korte glissando.
Slipper foot (slofvoet)
De bovenklos van een klassieke gitaar of flamencogitaar, die hals, krans (zijkanten), bovenblad en achterblad met elkaar verbindt en aan de binnenkant doorloopt tegen het achterblad in een voetachtige vorm.
Snaarlengte
De lengte van een snaar van kambeentje (zadel) tot brug (kielhoutje). De theoretische lengte van de losse snaar, op grond waarvan de plaats van de fretten berekend wordt, verschilt enigszins van de werkelijke lengte. De theoretische lengte is tweemaal de afstand van brug tot twaalfde fret en is in de praktijk meestal wat korter dan de werkelijke snaarlengte.
Spaanse gitaar
Andere benaming voor klassieke of akoestische gitaar.
Staartstuk
Van de brug gescheiden snaarbevestiging, meestal aan het uiteinde van de body.
Steelstring
Benaming voor een staalsnarige gitaar met een vlak bovenblad (flattop). Andere benamingen; westerngitaar of folkgitaar.
Sunburst finish
Een versierende laklaag die aangebracht wordt op sommige staalsnarige en elektrische gitaren en die het spuiten van een donkere laklaag over een lichtkleurige grondlaag. De donkere laklaag is gegradueerd, waarbij ze het dikst is aan de zijkanten. Sunburst finish gebruikte men oorspronkelijk om het effect te krijgen van de vernis op oude violen.
Sustain
Het aanhouden of verlengen van een toon, of door speeltechniek of door elektronica.
Tabulatuur
Een systeem van muziek schrijven waarbij de plaats van de vingers op de toets aangegeven wordt in plaats van de toonhoogte van een noot.
Taille
Het ingebogen deel onder het midden van de klankkast.
Toonhout
Iedere houtsoort die geschikt is om het bovenblad van een muziekinstrument van te maken.
Top
Andere benaming voor bovenblad.
Topkam
Geleider van been, metaal of kunststof bij de hals/kop verbinding, bepalend voor de snaar hoogte aan het uiteinde van de hals.
Tremolo
1) Een snelle, regelmatige variatie in de sterkte van een toon. 2) De snelle herhaling van dezelfde toon om dit effect na te bootsen.
Twaalffrests-hals
Verwijst niet naar het aantal fretten, maar naar de plaats waar de hals met de klankkast is verbonden.
Tweepotige kam
Een soort kam op gitaren met gewelfd bovenblad, die wat het principe betreft ontwikkeld is uit de vioolkam en op twee poten staat.
Vaste kam
Een kam waaraan de snaren direct vastzitten .
Veertienfrets-hals
Verwijst niet naar het aantal fretten, maar naar de plaats waar de hals met de klankkast is verbonden.
Westerngitaar
Andere benaming voor steelstring of folkgitaar.
Zangbalken
De verstevigende balken aan de binnenkant van de gitaar, die dienen voor het verkrijgen van stabiliteit en voor het regelen van de manier waarop de klankkast trilt (vooral het bovenblad).