Mechaniek dwarsfluit en piccolo
Het mechanieken van een dwarsfluiten of piccolo's lijken allemaal het zelfde toch bestaan er allerlei verschillen. Deze verschillen hebben met name betrekking op de bespeelbaarheid van de fluit.
G-lijn of uitgebouwd.
De G wordt met de linkerringvinger bespeelt en om deze klep makkelijker te bespelen kan de G niet 'in de lijn' van de andere kleppen staan. Dit noemt men dan 'uitgebouwd' of wel 'offset'. Staat de G wel in de lijn dan spreekt men over een 'G-lijn' of 'inline'. Dit heeft voornamelijk te maken met de bespeelbaarheid en heeft geen gevolgen voor de klank van de fluit.
E-mechaniek
Om de hoge E (e3) makkelijk bereikbaar te maken kan een mechaniek voorzien zijn van een extra voorziening (armpje). Men spreekt dan over een e-mechaniek of 'split-E'.
B-voet
Met een B-voet wordt de fluit iets langer (en zwaarder) en kan er een halve toon lager worden gespeeld, namelijk de lage B. Door deze extra lengte wordt de klank van de fluit in zijn geheel iets voller en het derde octaaf zuiverder. Om de hoogste C ook zuiver te houden wordt er een extra heveltje (gizmo) geplaatst.
Cis-trillerklep De cis-trillerklep maakt het spelen van allerlei trillers en tremolo's makkelijker. Ook bevordert deze klep de zuiverheid van sommige tonen.
Extra Rollers
Om de vingertechniek te vergemakkelijken kunnen er extra rollers op het mechaniek worden genomen. Hierdoor zijn sommige tonen (bijv van cis naar dis) makkelijker te spelen.
Open of dichte kleppen
Een mechaniek kan voorzien van kleppen die 'open' of juist 'dicht' zijn. Dichte kleppen zijn makkelijker te bespelen, maar met open kleppen kunnen bijv. glissando's (glijden van tonen) makkelijker worden gedaan. Ook kunnen er zgn. kwarttonen mee gemaakt worden (voor moderne muziek).
Namen voor open kleppen zijn o.a.:
> geperforeerde kleppen
> Franse kleppen
Namen voor dichte kleppen zijn o.a.:
> plateaukleppen
> Duitse kleppen
> solid cups of closed hole keys
> coverered keys of closed ring keys