Muziektermen A t/m A
Afkortingen tussen haakjes verwiken naar linguistische oorsprong Eng., Engels: Fr., Frans; Dui, Duits; Gr., Grieks; Hin., Hindi; It, Italiaans; Lat., Latiin; Port., Portugees; Sp., Spaans.
A
Letternaam voor de zesde stamtoon en de zesde toon in de diatonische toonladder van C; wordt algemeen gebruikt voor het stemmen van instrumenten. Zie ook koortoon.
Absolute of abstracte muziek
Muziek zonder beschrijvende, literaire ot anderszins buitenmuzikale inhoud, 'muziek-om-de-muziek'. Bachs Kunst der Fuge geldt als voorbeeld bij uitstek.
Absoluut gehoor
Aangeboren vermogen, een willekeurige toon te kunnen zingen of bij de naam te noemen zonder deze af te leiden van andere tonen. Ze ook relatief gehoor.
A cappella
(It.) Vocale muziek zonder instrumentale begeleiding. Veel kerkmuziek werd aanvankelijk zo uitgevoerd, vandaar ook de benaming 'in kerkmuziekstijl'.
Accelerando
(It.) Langzaam sneller wordend.
Accent
Nadruk. Regelmatige klemtoon die het ritme bepaalt in metrische muziek; ook speciale nadruk op een bepaalde noot of notengroep, aangegeven met >
Accidentie
Teken dat de toonhoogte wijzigt van de noot waarvóór het geplaatst is. Een kruis verhoogt een noot met een halve toon; een mol verlaagt een noot een halve toon; een dubbelkruis verhoogt een noot met een hele toon; een dubbelmol verlaagt een noot met een hele toon. Een herstellingsteken heft de voorafgaande accidentie op en herstelt de noot in oorspronkelijke toonhoogte.
Adagio
(It.) Langzaam tempo; muziekstuk, in dit tempo uit te voeren.
Ad lib, ad llbitum
(Lat., 'naar believen') Tempo en voordracht naar goeddunken van de uitvoerder, vandaar ook wel 'improviserend'
Aeollsch
Zie kerktoonsoorten
Agnus Dei
(Lat., 'Lam Gods') Laatste deel van de gezongen mis.
Air
(Fr, Eng. ayre) Eenvoudige melodie voor zangstem of instrument. Zie ook aria
Akkoord
Het gelijktijdig klinken van twee of meer tonen Zie harmonie.
Akoestiek
(1) Leer van het geluid.
(2) Term om aan te geven in hoeverre de eigenschappen van een besloten ruimte (kerk, concertzaal, kamer) weergave van het geluid gunstig of nadelig beinvioeden.
Albertijnse bas
Begeleidingsfiguur in de bas, bestaande uit herhaalde kort-gebroken akkoorden; veel gebruikt in de achttiende-eeuwse klaviermuziek en genoemd naar de Italiaanse componist Domenico Alberti (c.1710-1740).
Aleatoriek
Muziek waarbij tijdens het componeren of tijdens de uitvoering het toeval een grote rol pleegt te spelen.
Aliquoten
Zie boventonen
Alla breve
Zie brevis: tactus
Alla marcla
(It.) Als een mars.
Allegretto
(It.) Levendig, tamelijk snel tempo, maar minder snel dan allegro.
Allegro
(It.) Snel tempo.
Allemande
(Fr., 'Duits') Onderdeel van de klassieke suite, in 4/4 maat en gematigd tempo, afgeleid van een oude Duitse dans.
Alt
(It. allo. 'hoog') In de renaissance de hoogste mannenstem, tegenwoordig de laagste ligging van de vrouwen- en jongensstem Mannen- Zie counter-tenor en contralto.
Ambitus
(Lat.) De omvang van een melodie, d.w.z. de afstand van haar laagste tot haar hoogste toon.
Ambrosiaans
Vroege vorm van eenstemmige kerkzang, in de vierde eeuw ingevoerd door Ambrosius, bisschop van Milaan.
Andante
(It.,.'gaand') Gematigd tempo, sneller dan adagio, langzamer dan allegro; wandeltempo.
Andantino
(It.) Vrij langzaam tempo, iets sneller dan andante.
Animato
(It.) Levendig, bezield.
Anthem
In Engeland een vocale compositie op religieuze tekst voor solisten en koor, met instrumentale begeleiding.
Antifoon
Kerkmuziek, beurtzang voor twee koren of solist en koor; ook liturgisch gezang vóór, tussen en na de psalmverzen.
Appogglatura
(It., 'leunen') Sterk benadrukte voorslag.
Arabesque
Rijk versierde passage of korte compositie, naar analogie van Arabische of Islamitische decoraties. Ook een bepaalde positie in het ballet.
Arco, con-
(It., 'boog', 'met de boog') Aanwijzing voor strijkers weer met de strijkstok te spelen. Heft dan een voorafgaand 'pizzicato' op.
Aria
(It. 'lied') Zangstuk voor solostem met instrumentale begeleiding, meestal in opera, oratorium of cantate, maar ook zelfstandig als concertaria.
Arloso
(It.) Melodieus, als in een aria. Ook tussenvorm tussen recitatief en aria, of kleine aria.
Arpeggio
(It, 'harpachtig') De afzonderlijke noten van een akkoord worden snel na elkaar gespeeld, zoals op een harp, in plaats van gelijktijdig.
Arrangement
Bewerking van een muziekstuk of een deel daarvan voor een andere vocale en/of instrumentale bezetting als waarvoor het oorspronkelijk gold.
Ars Antiqua
(Lat., 'oude stijl') De vroegste middeleeuwse polyfone stijl, ontstaan in de dertiende eeuw.
Ars Nova
(Lat., 'nieuwe stijl') De dikwijis zeer gecompliceerde polyfone stijl van de veertiende eeuw, die op de Ars Antiqua volgde.
Atonalitelt
Het afwezig zijn van een bepaald tooncentrum of een bepaalde toonsoort, bijv. in twaalftoons- en andere seriele muziek. Zie tonaliteit.
Augmentatie
Verlenging van de notenwaarden van een melodie of een deel daarvan; veel toegepast in het contrapunt. Ave Marla (Lat., 'Wees gegroet, Maria') Latijns gebed, vaak gecomponeerd.
Ayre
Zie air.