Muziektermen B t/m B
Afkortingen tussen haakjes verwiken naar linguistische oorsprong Eng., Engels: Fr., Frans; Dui, Duits; Gr., Grieks; Hin., Hindi; It, Italiaans; Lat., Latiin; Port., Portugees; Sp., Spaans.
B
Letternaam voor de zevende stamtoon en de zevende toon in de diatonische toonladder van C. In Duitsland wordt de letter B gebruikt voor de toon Bes; de toon B wordt daar aangeduid met de letter H. Hierdoor kon Bach zijn Kunst der Fuge baseren op een thema, gevormd uit de letters van zijn eigen naam
Bagatelle
(Fr., 'kleinigheid') Korte, lichte instrumentale compositie, vaak voor de piano
Ballad opera
(Eng.) Engelse operavorm met gesproken dialogen en gebruik van volksliederen, vaak met actuele inhoud.
Ballade
(Fr.) Middeleeuws verhalend danslied; later (achttiende en negentiende eeuw) sololied met meer dramatisch karakter Ook instrumentaal muziekstuk in romantische stijl, gewoonlijk voor piano. Ballet Virtuoze dansvorm, in de zestiende eeuw ontwikkeld aan het Franse hof, later uitsluitend voor het theater. Het ballet is gebaseerd op duidelijk omschreven stijlen en technieken.
Barcarolle
(It.) Venetiaans gondellied, of hierop geïnspireerd muziekstuk.
Bariton
Mannenstem in middenligging, tussen bas en tenor in.
Barok
(uit Port., 'ruwe parel') In de muziek de periode van ongeveer 1600 tot 1750, waarin nieuwe muzikale expressiemiddelen tot ontwikkeling kwamen. Er is enige overeenkomst met de extravagante bouwstijl van die periode.
Bas
- Laagste mannenstem
- Laagste partij in een muziekstuk
- In een instrumentenfamilie het instrument in de laagste ligging. Zie ook sleutel.
Basso continuo
(It., 'doorlopende bas') Een in de zeventiende en achttiende eeuw gebruikelijke 'stenografische' notatie van de begeleidingspartij op (meestal) een toetsinstrument; alleen de baslijn wordt genoteerd, soms met cijfers bij de noten waaruit de akkoorden kunnen worden afgeleid, in welk geval men van becijferde bas spreekt. Ook wel generale bas of kortweg continuo genoemd.
Basso ostinato
(It.) Steeds herhaalde figuur in de bas, met wisselende bovenstemmen. Zie chacoone; passacalia; ostinato.
Beat
(Eng. 'slag', 'maatslag') Strak ritmepatroon in rock, jazz etc.
Becijferdebas
Zie basso continuo.
Begeleiding
Instrumentale, vocale of klaviermuziek ter ondersteuning van vocale of instrumentale solopartij(en).
Bel canto
(It., 'schone zang') Lyrische zangstijl met nadruk op klankschoonheid, in het bijzonder in de Italiaanse opera van de zeventiende en achttiende eeuw.
Benedictus
- (Lat., 'Gezegend') Deel van de gezongen mis, soms zelfstandig, soms een onderdeel van het Sanctus.
Binair = Tweedelige maatsoort
Eenvoudige tweedelige muzikale vorm; het eerste deel voert van de hoofdtoonsoort naar een verwante toonsoort, het tweede deel keert terug naar de hoofdtoonsoort.
Bitonaliteit
Het gelijktijdig gebruik van twee toonsoorten, die meestal een half octaaf uit elkaar liggen.
Blues
Muzikaal idioom, in de negentiende en twintigste eeuw door de Amerikaanse negers ontwikkeld. Karakteristiek zijn de vermenging van Afrikaanse en Europese toonladders, de 'blue notes' (verlaagde terts en septime) en het vormschema van twaalf maten in tweedelige maatsoort. Zeer belangrijk element in jazz, soul en rock -toonladder Typerend voor blues, jazz en verwante stijlen; een combinatie van twee vijftoonstoonladders, een majeur en een mineur, bijv c-d-e-g-a (majeur) en c-es-f-g-bes (mineur), plus een verminderde kwint, fis (of ges), hetgeen dan een negentoonstoonladder oplevert: c-d-es-f-fis-g a-bes. De es, fis en bes worden op speciale wijze zwevend gemtoneerd als 'blue notes', waardoor een karakteristieke wrijving ontstaat met de normale intonatie van de begeleiding.
Bolero
(Sp.) Spaanse dans, oorspr. met begeleiding van zang en castagnetten.
Boog
1.) Gebogen lijn die twee of meer noten van dezelfde hoogte verbindt en aanduidt dat deze als een doorlopende noot uitgevoerd moeten worden.
2.) Gebogen lijn boven een notengroep, die aangeeft dat deze noten legato uitgevoerd moeten worden.
3.) Aanduiding van frasering en zinsbouw.
Boogie-woogie
Improviserende pianostijl: met steeds herhaalde figuren in de linkerhand en contrasterende ritmen in de melodieën van de rechterhand; meestal in een blues-schema van twaalf maten.
Bourdon
Aangehouden tonen van bijv. de bourdonsnaren of van de bourdots pilpen (drones) van een doedekak, die voortdurend meeklinken onder (soms boven) een melodie. Ook de niet-bespeelde meeklinkende snaren bij oude strijk- en tokkelinstrumenten.
Orgelregister
Lage lui- of beiaardklok.
Boureé
Vrij snelle Franse dans in tweedelige maat alla breve, soms onderdeetlvan de klassieke suite.
Boventonen
(ook bovenharmonische aliquoten, Eng. harmonics) Tonen, geproduceerd door een trillende snaar ot luchtkolom, die meeklinken boven de hoofd de grondtoon. Zie ook harmonie
Brevis
(Lat.: kort ) In de middeleeuwse mensurale notatie een noot half zo lang als de 'longa' die zelf weer de helft was van de 'maxima' of langste noot. De longa raakte in onbruik, de brevis werd zeldzaam en thans is de langste noot meestal de 'semibrevis' of hele noot. Alla breve (It.) (tactus) op de brevis ) Tempo aanduiding waarbij de halve noot i.p.v. de kwartnoot teleenheid is, en tempo bepalend.