Muziektermen M t/m M
Afkortingen tussen haakjes verwijzen naar linguistische oorsprong Eng., Engels: Fr., Frans; Dui, Duits; Gr., Grieks; Hin., Hindi; It, Italiaans; Lat., Latiin; Port., Portugees; Sp., Spaans.
Maat
In de muziek meting van tijd, d.w.z. regelmatige groepering van maateenheden of 'tellen', in de notatie begrensd door maatstrepen; hierbij onderscheidt men zware maatdelen (neerslag, thesis) en lichte maatdelen (opslag, arsis). Er zijn verschillende maatsoorten, die aan het begin van de notenbalk met een maatteken worden aangegeven. Men onderscheidt tweedelige (binaire) en driedelige (ternaire) maatsoorten, beide onderverdeeld in enkelvoudige en samengestelde maatsoorten.
Maatslag
Het d.m.v. handbewegingen zichtbaar maken van de tel- of maateenheden. Zie ook tactus.
Maatteken
Cijfers aan het begin van de notenbalk, die aangeven hoeveel tellen er in de maat gaan (bovenste cijfer) en welke notenwaarde de tel heeft (onderste cijter). De vierkwartsmaat met vier teleenheden van een kwartnoot geeft men aan met het speciaal teken, dit betekent twee teleenheden van halve noot (Alla breve).
Madrigaal
Polyfone vocale compositie, in de Italiaanse Ars Nova meestal tweestemmig, in de zestiende eeuw meerstemmig, doorgecomponeerd en op wereldlijke tekst.
Maestoso
(It.) Statig, gedragen.
Maestro di cappella
(It., 'kapelmeester') Leider van de muziek, dirigent.
Majeur
(Fr.; It. maggiore; Eng. major; Dui. dur) 'Groot'; zie interval, toonladder, toonsoort.
Marcato
(It.) Gemarkeerd, benadrukt.
Mars
Militaire muziek bij het marcheren, of andere muziek in dezelfde stijl. Gewoonlijk 4/4 maat met sterk benadrukt ritme.
Masque
Typisch Engelse theatervorm uit de zeventiende-achttiende eeuw, met zang, dans en instrumentale muziek.
Mazurka
Nationale dans van Polen, in driedelige maat.
Mediant
De derde trap van een toonladder, genoemd naar zijn plaats midden tussen tonica en dominant. In de harmonieleer heeft iedere toontrap zijn bovenmediant (een terts hoger) en zijn ondermediant (een terts lager), met vergelijkbare tonale functie.
Meistersanger
(Dui ., ' meesterzangers' ) Duitse zangers, handels- en ambachtslieden, verenigd in gilden; de opvolgers van de adellijke minnesänger; bloeitijd veertiende-zestiende eeuw.
Melisme
(Gr., 'zang') Muzikale frase van verschillende tonen, op een lettergreep gezongen.
Melodrama
In de muziek een gesproken tekst met muzikale begelelding; ook een opera waarin belangrijke delen worden gesproken.
Mensurale notatie
Muzieknotatie van de twaalfde-zestiende eeuw waarin de notentekens niet alleen de toonhoogte, maar door hun vorm en plaats ook hun tijdswaarde aangaven. Historisch gezien ligt de mensrale notatie tussen de dertiende-eeuwse modale notatie zonder notenwaarden (het ritme van de tekst was tevens het ritme van de muziek) en de ook nu nog gebruikte metrische notatie met maatstrepen.
Menuet
(Fr.) Deel van de klassieke suite, in driedelige maat en driedelige vorm; na het eerste menuet volgt gewoonlijk een tweede (het 'trio'), waarna het eerste menuet wordt herhaald. Oorspronkelijk een Franse hofdans, later ook onderdeel van sonates, symfonieën enz.
Metrum
Regelmatige beklemtoning binnen het ritme, ook regelmatige groepering van maateenheden of teleenheden in maten. Zie ook maat.
Mezza voce
Op halve kracht, voor stem(men) of instrument(en).
Mezzo
mezza (It.) Half, gematigd.
Mezzo-forte
Zie dynamiek.
Mezzo-piano
Zie dynamiek.
Mezzosopraan
Middenligging van de vrouwenstem, tussen sopraan en alt in.
Microtoon
leder interval kleiner dan een halve toon, dus bijv. een kwarttoon.
Microtoonstoonladder
Toonladder, opgebouwd uit toonafstanden die kleiner zijn dan een halve toon; de Hindoe-toonladder bijv. heeft tweeëntwintig tonen in het octaaf. Er zijn zelfs octaven van zestig tonen (d.w.z. elke halve toon is in vijven onderverdeeld). Zie ook stemming.
Mineur
(Fr., It. minore; Eng. minor; Dui. molt) 'Klein'; zie interval; toonladder; toonsoort.
Minimal music
(ook Process music) Muziek waarin korte frases een groot aantal keren worden herhaald in overeenstemming met een reeks instructies (het 'proces'); hieruit ontstaan complexe ritmische combinaties
Minnesänger
(Dui ., 'minnezangers' ) Duitse aristocratische zangers, die zich in de twaalfde-dertiende eeuw in gilden verenigden; voorlopens van de meistersinger.
Minstreel
Zanger-speelman in middeleeuwen en later.
Mis
Muzikale zetting van de eucharistieviering in de Rooms-Katholieke kerk. In composities voor koor, ot koor met solisten, worden meestal de volgende delen getoonzet: Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus, Benedictus en Agnus Dei.
Moderato
(It.) Gematigd tempo.
Modulatie
Het veranderen van toonsoort.
Modus
Modaal Zie kerktoonsoort.
Mol
Zie accidentie.
Molto
(It.) Veel of zeer, bijv. allegro molto, zeer snei.
Monodie
(uit Gr., 'alleen zingen') Muzikale stijl waarin een stem (meestal de bovenstem) het belangrijlkst is en de andere stemmen een begeleidende functie krijgen.
Monothlematische compositie
Een muziekwerk waarin slechts een thema wordt uitgewerkt.
Motet
Polytone compositie op liturgische tekst, maar geen onderdeel van de mis; nam in de dertiende eeuw de plaats in van de conductus.
Motief
De kleinste eenheid of kern binnen melodisch materiaal. Zie ook leitmotiv.
Musica ficta
(Lat., 'getingeerde muziek') Het gebruik van chromatische alteraties bij bepaalde tonen van de kerktoonsoorten om slecht-klinkende of 'moeilijke' intervailen te vermijden.
Musical
Zie Operette
Musique concrète
(Fr., 'concrete muziek') Muziek, opgebouwd uit willekeurige geluiden die op elektronische wijze worden gerangschikt en bewerkt: tengevolge hiervan bestaat zij uitsluitend in geregistreerde vorm.
Muziekdrama
Groot opgezette operavorm, ontwikkeld door Wagner.