Orgelbouw
Gezien de vele verschillen tussen pijporgels onderling is een algemene verhandeling over de bouw van een pijporgel moeilijk te geven. Omdat er geen standaard pijporgels bestaan is de bouw van bijna iedere orgel verschillend, daarnaast is ieder mechanisme van een pijporgel anders en buitengewoon ingewikkeld. Toch voldoen veel orgels wel aan een aantal basiskenmerken, deze bestaan o.a. uit:Opbouw
Hiermee wordt bedoeld:
a. rugpositief
b. borstwerk
c. hoofdwerk
d. bovenwerk
e. pedaal
f. klaviatuur
g. registermechaniek
Registerrij
De opstelling van een pijpenrij kan verschillend zijn:
1. chromatisch
deze opsteling behoeft een eenvoudig speelmechaniek en kan daardoor een optimaal toucher opleveren. Nadeel is dat de naast elkaar geplaatste pijpen slechts weinig verschil in aantal zwevingen hebben en elkaar daardoor beïnvloeden.
2. hele-toons afstand
dit zijn eigenlijk twee halve registerrijen waardoor de klanken elkaar niet beïnvloeden. De ene rij: c-d-e-fis-gis-ais-c enz en de nadere rij: cis-dis-f-g-a-b-cis enz.
3. terstopstelling
de opeenvolgende pijpen verschillen steeds een grote terts (toonafstand van drie tonen). Deze tertsopstelling levert een nog betere versmelting van de klanken op dan in de hele-toons afstand opstelling.
4. Variatie
opstelling met aflopende discantvelden en zij torens in tertsopstelling
5. Variatie
tertsopstelling in het front terug te vinden
Afmetingen
Met de 'grootte' van het orgel bedoelen we het aantal stemmen die op het orgel aanwezig zijn. Hoeveel stemmen, en dus hoe groot, het orgel is hangt van de volgende criteria af:
1. wordt het orgel ingezet voor koorbegeleiding
2. wordt het orgel voornamelijk gebruikt voor gemeentezang
3. wordt het orgel voor solo-concerten gebruikt
Andere belangrijke overwegingen voor de grootte van het orgel zijn:
Aantal zitplaatsen
Als vuistregel voor het bepalen van het aantal orgelstemmen dat het orgel zou moeten krijgen ten behoeve van het begeleiden van gemeentezang wordt vaak aangenomen per 30 zitplaatsen één stem dient te worden gedisponeerd. Het e.e.a. afhankelijk van de akoestische omstandigheden.
Volume
Hiermee wordt bedoeld het volume per zitplaats. Het volume van het kerkgebouw is daar direct mee bepaald. Een kerk met 600 zitplaatsen en 6 m3 per zitplaats heeft een volume van 3600 m3.
Akoestische omstandigheden
De totale oppervlakte aan wanden, vloer en plafond, inclusief onder- en bovenoppervlakten van galerijvloeren en de voor- en achtervlakken en balustraden, dient om de geluidsreductie coëfficiënt te berekenen.
Plaats
De belangrijkste factoren m.b.t. de plaats van het orgel worden ondermeer bepaald door de akoestiek, de liturgie en de architectuur.
Akoestiek
Het orgel moet een plaats krijgen waar de geluidssterkte (diffusiteit) en richtingseffect het gunstigst tot zijn recht komen. Het beste dient de hoek naar het publiek 70 graden te zijn of recht voor het publiek is ook aanvaardbaar. Wanneer namelijk het orgel achter het publiek staat wordt het geluid als zwakker ervaren. Hiervoor moet dan een groter orgel gebruikt worden wat weer andere problemen kan geven.
Liturgie
De plaats van het orgel wordt ook in zekere mate bepaald door de betekenis die het in de liturgie heeft. In sommige liturgieën heeft het orgel een zelfstandige plaats (opvallende en centrale plaats) en in andere begeleidend (boven de kansel) of zelfs ondergeschikt (boven de ingang).
Architectuur
De architect zal bij het ontwerpen van een kerk wel eerst uit moeten gaan van de litugische en akoestische normen, om vervolgens de bekroning van zijn werk te kunnen behalen.
Materiaalgebruik
Bij de opbouw van het orgel wordt voornamelijk hout gebruikt vanwege zijn bijzondere en vele goede eigenschappen. De structuur van het hout is van groot belang voor het doel waarvoor het hout gebuikt wordt.
Meest gebruikte houtsoorten in de orgelbouw zijn:
Naaldhout
Cederhout: dammen, kleppen, sleeplade, klavieren, walsem en abstracten
Grenehout: stellingwerk, windwerk en kast
Oregon Pine: balgen, windkanalen, pijpjukken, pijpen en abstracten
Parana Pine: kastwerk
Vurehout: draagbalken en kastdelen
Loofhout
Ebbehout: speeltafels, boventoetsen, registerknoppen en decoraties
Eikehout: windladen, pijpen en kastwerken
Japans eiken: stellingen, raamwerken, kasten
Iroko: kast en speeltafel
Mahonie: laden, pijpenstokken en pijpenroosters
Palissander: sierhout
Palmhout: walsramen, boventoetsen, manualen
Andere materialen gebruikt bij de orgelbouw zijn:
> Orgelmetaal, legering van tin en lood
> Messing, brons, fosforbrons, ijzer
> Leder
> Vilt
> Lijm