Renaisssance (15de - 16de eeuw)
In de 15de eeuw vond op velerlei terreinen een geleidelijke vernieuwing plaats, die geïnspireerd werd door de bestudering van de beschaving in de Griekse Oudheid. Dit tijdperk wordt zeer toepasselijk 'Renaissance' (wedergeboorte) genoemd. Het is vooral in Italië waar deze drang naar vernieuwing zich voltrekt en die ook door andere volkeren, uiteraard met inbreng van eigen verworvenheden, wordt overgenomen.
Grote verschillen tussen de voorafgaande Middeleeuwen en het nieuwe tijdperk van de 'Renaissance' zijn o.a.:
Middeleeuwen
De mensen richtten zich hoofdzakelijk op God en het hiernamaals; men voelde zich gebonden aan en geborgen bij de gemeenschap waartoe men behoorde - de ambachtsman bij zijn gilde - de kloosterling bij zijn orde enz.; de kunstenaar beeldde voornamelijk bijbelse onderwerpen uit; In de architectuur nam de kerkelijke bouwkunst een eerste plaats in.
Humanisme
De ontplooiing van de persoonlijkheid van de vrije mens, daartoe geïnspireerd door de bestudering van de kunst-, cultuur- en levensopvattingen van de oud-Griekse beschaving; De levensbeschouwing die uit dit streven voortkomt wordt 'humanisme' (menselijkheid) genoemd.
Veranderingen
Ingrijpende veranderingen in de Renaissance zijn o.a.:
> Op godsdienstig gebied voltrekt zich de Hervorming.
> De uitvinding van de boekdrukkunst, waardoor een grote verspreiding van kennis mogelijk wordt.
> De uitvinding van het kompas waardoor de grote ontdekkingsreizen mogelijk worden.
> De ontdekking van een tot dan toe onbekende wereld door de uitvinding van de microscoop.
> Veranderde zienswijzen op het gebied van de natuurwetenschappen.
Ontwikkelingen
Belangrijke muzikale ontwikkelingen tijdens en aansluitend op het tijdperk van de 'Renaissance' zijn:
- zelfstandige instrumentale muziek in voorgeschreven bezetting o.a. in de suite, een reeks dansen, al dan niet ingeleid door een voorspel, ouverture of intrada. (tot dusver was het gebruik van muziekinstrumenten veelal afgeleid van vocale stemmen).
- homofone schrijfwijze - een melodische stem, meestal de bovenstem, wordt ondersteund door ondergeschikte, begeleidende stemmen en/of akkoorden.
- solistisch musiceren met begeleiding van ondergeschikte instrumentale partij(en).
- overwegende invloed van de grote tertstoonsoort (Ionisch) en de kleine tertstoonsoort (Aeolisch); de oude kerktoonsoorten verliezen daardoor aan invloed (Dorisch-re-ladder; Phrygisch-mi-ladder; Lydisch-fa-ladder; en Mixolydisch-so-ladder)
- de protestantse kerkmuziek (psalmen en koralen in de landstaal)
- de ontwikkeling van het oratorium (gezongen verhaal, veelal op bijbels onderwerp, voor solisten, koor en instrumentale begeleiding).
- het ontstaan van de opera door het streven van een groep kunstminnenden (Camerata) te Florence, die naar het voorbeeld van de klassieke Griekse tragedie, vernieuwingen op dramatisch gebied stimuleren.
Componisten
Belangrijke componisten in dit tijdperk zijn o.a. de meesters uit de Venetiaanse en Romeinse school. Voorts:
> Maarten Luther (1483-1546) - componist van protestantse koraalmelodieën
> Hans Leo Haszler* (1564-1612) - Duits componist, leerling van Andrea Gabrieli
> William Byrd (1543-1623) - de eerste belangrijke componist van specifieke muziek voor klavier (spinet) uit de Engelse school der Virginalisten
> Jan Pieterszoon Sweelinck* (1562-1612) - de laatste grote meester uit de Nederlandse school
> Girolamo Frescobaldi (1583-1643) - Italiaans componist van orgelwerken
> Claudio Monteverdi* (1567-1643) - de eerste grote componist van de Italiaanse opera
> Heinrich Schutz* (1585-1672) - de belangrijkste componist van protestantse kerkmuziek voor J. S. Bach
Ontstaan en ontwikkellng van de opera (17de -18de eeuw)
Tegen het einde van de 16de eeuw werd door een groep kunstminnenden te Florence,de z.g. 'Camerata', gepoogd de klassieke (oud-Griekse) tragedie te doen herleven; hierin was een grote plaats toebedeeld aan de muziek als omlijsting, inleiding, begeleiding en ondersteuning van het podiumgebeuren. Terwille van de verstaanbaarheid van de tekst was in de eerste opera's vooral het verhalende recitatief (spreek-zang) van groot belang; de recitatieven werden afgewisseld met korte aria's, koorzang en korte instrumentale stukken.
Alhoewel de instrumentale begeleiding aanvankelijk vrij sober bezet was en in hoofdzaak werd ondersteund door akkoordinstrumenten zoals klavecimbel, orgel en luit, werd gaandeweg toch de grondslag gelegd voor het symfonieorkest zoals we dit nu kennen n.l. een ensemble van strijkinstrumenten, aangevuld met blaasinstrumenten (fluiten, hobo's, fagotten en zinken, een soort trompet) en een enkel slaginstrument en voorts het klavecimbel.
De eerste belangrijke opera-componist is Claudio Monteverdi* (1567-1643) wiens opera 'Orfeo' terecht, ook nu nog menigmaal wordt uitgevoerd.
Na 1700 gaat in de Italiaanse opera de Napolitaanse stijl overheersen; het recitatief werd minder belangrijk en het accent kwam te liggen op de aria waarin de solist(e) schitterde door virtuositeit. Een de vocale prestaties, het z.g. 'bel canto' (schone zang). Een belangrijke bijdrage in deze ontwikkeling leverde o.a. Allesandro Scarlatti (1659-1725). In navolging van Italië veroverde ook in Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk de opera zich een vaste plaats. In Frankrijk speelde naast de opera ook de ballet-pantomime, het gedanste verhaal, een grote rol. Een leidinggevende persoonlijkheid op dit gebied was de uit Italie afkomstige Jean Baptiste Lully* (1632-1687) die als componist en dirigent zich een vaste plaats wist te veroveren aan het Franse hof.
In Duitsland en Oostenrijk overheerste aanvankelijk de Italiaanse operastijl, maar kwam daarnaast ook het 'Singspiel' tot ontwikkeling ,een toneelstuk met over het algemeen eenvoudige, muzikale omlijsting en liederen die geen al te hoge eisen stelden aan de uitvoerenden. Pas ver in de tweede helft van de 18de eeuw krijgt de Duits-Oostenrijkse opera een eigen gezicht vooral dankzij de opera's 'Figaro's Hochzeit', 'Die Entfuhrung aus dem Serail', 'Don Giovanni' en 'Die Zauberflote' van Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791).